Wat zet je op tafel? Het is moeilijk om iedere dag een andere maaltijd bedenken. Een geruststelling: het is helemaal niet erg als een gerecht met enige regelmaat terugkeert. Met deze tips zorg je voor een goede menucyclus met de nodige variatie.
1. Zorg voor een goede basis.
Samen met een diëtist kun je bepalen wat goede en gezonde basisgerechten zijn.
2. Deel de gerechten op aan de hand van de vier seizoenen.
Winter, lente, zomer en herfst. Maak vervolgens een menucyclus voor 6 weken.
3. Zorg voor een indeling per week.
Bijvoorbeeld: drie keer per week aardappels, groente en vlees (of vleesvervanger), een keer vis, een keer soep, een keer een samengesteld gerecht zoals macaroni of bami en een keer een salade afgewisseld met pannenkoeken of frietjes.
4. Koken met een thema
Bedenk per seizoen een themaweek met een aantal gerechten. Bijvoorbeeld een Italiaanse of Griekse week.
5. Vraag de bewoners naar hun wensen
Vraag wat de bewoners van de gerechten vinden en vraag wat ze zelf het lekkerst vinden.
6. Maak het niet te gek
Zet regelmatig herkenbare gerechten op het menu. Vooral ouderen zijn waarderen herkenbare gerechten op het bord.
7. Vervang vlees van tijd tot tijd door een vegetarisch alternatief.
De meeste bewoners zullen niet staan te juichen bij een vegetarische burger, maar vegetarisch gehakt in de macaroni of chili zonder carne maar mét bonen.
8. Gezond variëren met groente.
Kies voor variatie in groente en zet seizoensgroenten op het menu.
9. Varieer met de bereidingstechniek.
Wissel koken, stomen of roerbakken af. Zo heb je iedere keer een ander gerecht en variatie tijdens het koken.
10. Een verrassingingrediënt
Voeg een verrassend element toe, bijvoorbeeld iets zoets. Tuttifrutti in de rodekool is bijvoorbeeld heel lekker!